Om kinderarmoede echt aan te pakken is een grondige bijsturing van het Groeipakket nodig
COVID plaatst kinderarmoede terug op de politieke agenda: experten waarschuwen voor een vloedgolf van armoede die op ons af komt; leerkrachten zien de leerachterstand groeien, zelfs in de kleuterklas. Kinderen in gezinnen in en nabij armoede worden dubbel getroffen. Willen we het tij keren en de stijgende kinderarmoede aanpakken dan kunnen we niet voorbij aan de kinderbijslag. Het is immers vandaag één van de krachtigste instrumenten om financiële armoede te verminderen.
Dat is geen nieuw gegeven maar het beleid blijft daar al jaren blind voor. Zo werd er in de besprekingen voor de oprichting van de vernieuwde kinderbijslag (in voege sinds 1 januari 2019) door armoedeverenigingen en armoede-experten meermaals op aangedrongen om armoedebestrijding centraal te zetten. De Armoedetoets tijdens de voorbereiding op het Groeipakket toonde immers aan dat armoede op kindniveau amper met anderhalf punt zou dalen met de nieuwe kinderbijslag. Veel te weinig voor een budget van om en bij de 4 miljard euro.
Wie kinderarmoede wil bestrijden moet werk maken van grondige bijsturingen in de vernieuwde kinderbijslag. Daarvoor was het wachten op het evaluatierapport Groeipakket. Minister Beke wou pas aanpassingen doorvoeren eens de resultaten bekend waren. Begin maart heeft het Agentschap Opgroeien een lijvig rapport publiek gemaakt.
Een ontgoochelend rapport
Voor Decenniumdoelen was het al vlug duidelijk: het evaluatierapport is ontgoochelend. Er komen geen antwoorden op enkele prangende vragen en er worden bovendien amper beleidsconclusies getrokken, waardoor de evaluatie enkel dient om een status quo te verantwoorden.
Alternatieve scenario’s uit de armoedetoets, namelijk lagere basisbedragen om zo meer middelen te kunnen besteden aan sociale toeslagen, worden niet tegen het licht gehouden. Wat met de gevolgen voor grote gezinnen door het verdwijnen van de rangtoeslag binnen het basisbedrag? Wat met de kwetsbare situatie van éénoudergezinnen binnen het Groeipakket?
Het rapport bevat heel veel cijfers die verder niet worden niet geëvalueerd. Zo heeft het Groeipakket een sociale toeslag voor de middeninkomens ingevoerd. Wanneer het systeem op kruissnelheid komt, krijgen ongeveer 190.000 kinderen uit de middeninkomens een sociale toeslag, wat 145 miljoen euro zou kosten. Het rapport evalueert niet of deze toelagen wel zinvol zijn.
Het rapport stelt verder vast dat de toelage voor gezinnen die niet-inkomensgerelateerde opvang gebruiken, geen impact heeft op de keuze voor kinderopvang. Ook de kleutertoeslag zorgt niet voor meer participatie van kinderen aan het kleuteronderwijs. Maar het rapport stelt voor beide geen wijziging van beleid voor.
Ook hier is er een sterk Mattheus-effect
Het rapport toont ook een sterk Mattheus-effect binnen het Groeipakket, maar onderzoekt dit verder niet. Halen we dit effect uit de cijfers dan gaat er niet 9,1% van het budget naar de laagste inkomens ter bestrijding van de kinderarmoede, maar slechts 7,5%. Dit aandeel voor kinderarmoede wordt de komende jaren bovendien steeds kleiner omwille van het groeiend aantal kinderen uit de middeninkomens die een toelage krijgen.
Het evaluatierapport kampt dus met een sterk inhoudelijk deficit en stelt ook geen oplossingen voor de toekomst voor. Men kan zich trouwens de vraag stellen waarom men geen gebruik heeft gemaakt van de expertise van het middenveld en armoede-experten om de cijfers te analyseren.
De conclusie blijft dan ook: het Groeipakket met zijn budget van 4 miljard €, doet kinderarmoede niet fundamenteel dalen.
Kinderarmoede bestrijden vraagt een sterkere keuze voor meer selectiviteit. Daarvoor moet men meer investeren in de armoede-reducerende budgetten. Dat kan door meer middelen vrij te maken of door de beschikbare middelen te heroriënteren.
Een heroriëntering van de sociale toeslagen, de schooltoelagen, de kleutertoeslag en de kinderopvangtoeslag naar kinderen uit gezinnen in armoede, levert minstens 52 miljoen € meer op dat kan besteed worden aan kinderarmoede, een bedrag dat de komende jaren nog sterk zal toenemen. Dit kan de impact van het Groeipakket-budget op kinderarmoede optillen ver boven het huidige (theoretische) anderhalve procentpunt. Ook het inkomensafhankelijk maken van het basisbedrag is een piste die Vlaanderen moet durven nemen. Dit levert een groot bedrag op dat onmiddellijk kan ingezet worden via sociale toeslagen voor gezinnen met een laag inkomen.
Extra middelen zijn nodig
Maar evengoed moet men durven nadenken over extra middelen en dus over een structurele verhoging van het Groeipakketbudget.
Een hoger budget is immers nodig om de inkomensgrenzen voor de sociale toeslagen en de schooltoeslagen welvaartsvast te maken, zodat gezinnen door hogere uitkeringen dankzij de welvaartsenveloppe hun sociale toeslagen en schooltoeslagen niet dreigen te verliezen. Maar evengoed om de toeslagen zelf in het Groeipakket welvaartsvast te maken. Want door de toeslagen niet te binden aan de welvaart is de impact van de kinderbijslag op het armoederisico bij kinderen historisch verminderd.
Een hoger budget moet gewoonweg ook dienen voor hogere sociale toeslagen. Tal van academici (Bea Cantillon, Wim Van Lancker, …), armoedeorganisaties, waaronder Decenniumdoelen, en speciaal opgericht coronacommissies (Taskforce Kwetsbare Gezinnen en het Maatschappelijk Relancecomité) pleiten voor hogere sociale toeslagen binnen het Groeipakket. Het helpt de meest kwetsbare gezinnen die het extra zwaar hebben in de coronacrisis en het heeft meteen een impact op de armoedecijfers
Kinderarmoede halveren kan
Op die manier kan men pas echt de kinderarmoede halveren. Daarmee zou de Vlaamse Regering haar oude belofte kunnen waarmaken, een belofte waar wij bij Decenniumdoelen voortdurend op zullen blijven hameren. Kinderarmoede kan misschien wel van de Vlaamse politieke agenda verdwenen zijn, het is niet verdwenen uit het leven van de gezinnen in of nabij armoede!
De Vlaamse regering zal dus kleur moeten bekennen. Dat zullen ze moeten doen met in het vooruitzicht de hoorzittingen over het evaluatierapport in de Commissie Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoede van het Vlaams Parlement. En dat zullen ze moeten doen naar aanleiding van de invoering van de “Europese kind-garantie”. Daarbij moeten de Lidstaten binnen de 6 maanden een actieplan opmaken voor de vermindering van de kinderarmoede en moeten ze een kinderarmoedecoördinator aanstellen. Nog een reden om op Vlaams niveau een tandje bij te steken om kinderarmoede structureel te doen dalen.
Anne Van Lancker
Voorzitter Decenniumdoelen